Historie Lange tijd werd voor de huizenbouw in Parijs bouwstenen gehaald uit de steengroeven onder Parijs, met name uit het zuidelijk deel onder Montparnasse, het oude Montrouge. Helaas begaf rond 1800 op verschillende punten de onderlaag het, waardoor hele huizenblokken in de diepte verdwenen. Verdere exploitatie werd verboden en delen van de gangenstelsels werden riolen en metrogangen. Een ander deel, van maar liefst 65 km, oftewel 325 hectare, kreeg een geheel andere bestemming, namelijk het herbergen van 6 miljoen overblijfselen van mensen die eerder op de kerkhoven in Parijs begraven waren geworden. Men weet niet zeker waar de naam die men aan deze delen van
de gangenstelsels gaf oorspronkelijk vandaan kwam. Mogelijk betekende
het in het Romeinse woord voor 'een bepaalde plaats', ad datacumbus,
of het is de verbastering van het Grieks-Latijnse woord voor 'onder-graf',
kata-tumba. Sinds 1776 mocht er in de steden niet meer in kerken worden begraven. Langzamerhand ging met beseffen dat het zo dicht bij het alledaagse leven begraven van doden risico's en ongemakken met zich mee bracht. De volksgezondheid leedt onder de grote hoeveelheden lijken die midden in de stad in massagraven werden gegooid, al was het alleen al om de vreselijk stank. Toen uiteindelijk zelfs een massagraf van het cimetière des Innocents barstte en de halfverteerde lijken en botten de kelders van huizen in de Lingeriestraat terecht kwamen, was de maat vol. In 1780 sloot het kerkhof definitief. In 1785 gaf Lodewijk XVI bevel het kerkhof te ruimen en de menselijke resten tesamen met die van de andere kerkhoven over te brengen naar de Catacombes. In de 15 maanden die volgden werden de botten in maar liefst 15373 karreladingen meest s'nachts overgebracht naar de gangenstelsels. De voorman van deze gigantische klus had enig artistiek en
dramatisch gevoel. Op zijn bevel werden de botten niet kriskras gestort
of slordig op gestapeld, maar werden langs de wanden mooie figuren gemaakt
met de verschillende onderdelen. Grote botten als heupbeenderen zorgden
voor stevigheid, langere botten uit armen en benen werden afgewisseld
met schedels om zo patronen te vormen en kleine botjes uit handen en voeten
werden gebruikt om hier mooie randen langs te maken. Zelfs pilaren werden
bekleed met botten en schedels. In 1804 werd definitief het begraven binnen de bebouwde kom verboden door Napoleon Bonaparte. Dit goldt voor Frankrijk, maar ook voor alle gebieden die onder zijn bevel stonden, dus ook Nederland volgde deze wet op. |